Dove schoolgangers en hun tolken

Heuglijk nieuws!  De Vlaamse gemeenschap werd door de rechtbank van Gent veroordeeld wegens discriminatie van dove scholieren in het gewoon onderwijs.

Om alles even wat te kaderen: in maart van dit jaar trokken vier ouderparen van dove jongeren naar de rechtbank.  Hun kinderen zijn allemaal geïntegreerd in het gewoon onderwijs waar zij alle moeite van de wereld hebben om te functioneren als elk ander kind dat naar school gaat.  De ouders daagden de Vlaamse gemeenschap, bevoegd voor Onderwijs, voor de rechtbank van eerste aanleg in Gent (3 gezinnen) en Leuven (1 gezin). Op basis van de antidiscriminatiewet stelden zij dat het niet kon dat hun kinderen te weinig tolkuren kregen.  De discriminatiewet spreekt weliswaar van “redelijke aanpassingen” die er moeten gebeuren, en de ouders vonden het lage aantal tolkuren die hun kinderen kregen niet redelijk genoeg om met gelijke kansen in het gewoon onderwijs te stappen en te slagen. 

Voor een doof iemand is een “horendenschool” namelijk geen natuurlijke omgeving: communicatie met leerkrachten en medeleerlingen verloopt er vaak erg stroef, en tolken – schrijftolken of tolken Vlaamse Gebarentaal (VGT)  – zijn dan zonder meer een absolute noodzaak.  En dit niet alleen om de lessen te kunnen volgen, maar evengoed voor hun sociaal-emotionele ontwikkeling, die zich voor een groot deel ontwikkelt door de interactie met volwassenen en leeftijdsgenoten, doof én horend.

De Vlaamse overheid startte in 1996 met een proefproject waarbij een aantal jongeren voor de eerste keer konden integreren met gebruik van een tolk VGT.  In 1999 kwam daar de mogelijkheid tot gebruik van een schrijftolk bij, voor dove jongeren die VGT onvoldoende machtig zijn.  Het aantal uren was aan de beperkte kant, maar het was in die tijd alleszins een hoopgevend begin.  Schrijver dezes heeft zijn hele schoolloopbaan in het gewoon onderwijs doorgebracht, en ik kan zeggen dat het bij momenten echt een “harde” tijd was.  De krant lezen tijdens de talenlessen (want ik verstond er toch geen bal van: Nederlands liplezen is al aartsmoeilijk, laat staan Engels, Frans of Duits), een enkele keer zelfs slàpen (tijdens de les Frans in het eerste middelbaar) en voor de rest vooral heel veel verveling, geduld oefenen en naar buiten staren.  Dat dit een hele hoop frustratie met zich meebracht, spreekt denk ik wel voor zich. En dat ik er heel veel door gemist heb, eveneens.

De voorbije jaren groeide het aantal door de overheid gesubsidieerde tolkuren gestaag, maar het aantal dove jongeren dat de stap naar het gewoon onderwijs zette, steeg eveneens.  Het gevolg was dat er eigenlijk jaar na jaar een status-quo optrad: het aantal toegekende uren per leerling bleef gewoon hetzelfde.  En dit was al niet veel. Afhankelijk van het schoolniveau waarin men zich bevond, werden er tussen de 5 (beroepsonderwijs) en de 9 (algemeen secundair) tolkuren per week toegekend aan elke dove jongere in het gewoon onderwijs die deze tolkuren aanvroeg.  Dit is dus met andere woorden gemiddeld één schooldag per week, waarbij de uren vaak gebruikt werden voor de hoofdvakken.  De rest van de tijd moesten de scholieren zich behelpen met liplezen, GOn-begeleiding (max. 4u/week) en nota’s van medestudenten.  Liplezen is helemaal niet evident want zeer vermoeiend (u daar, probeer het zelf eens: kijk 15 minuten geconcentreerd naar iemands bewegende lippen. En niet wegkijken, want da’s valsspelen! Vermoeiend, niet?), en vooral: lang niet iedereen kan het even goed. Onderzoek wees eens uit dat men via liplezen zo’n 20% van de gesproken taal verstond. De rest is puzzelwerk van het brein waarvan de accuraatheid te betwijfelen valt. Een ander onderzoek stelde zelfs ooit dat doven niet noodzakelijk betere liplezers zijn.

Het mag dus duidelijk zijn dat doven die in het gewoon onderwijs geïntegreerd zijn, lang niet op gelijke voet staan met de horende studiegenoten wat betreft de communicatie. En het is juist die gemiste communicatie die zoveel consequenties heeft voor de dove jongere:  minder kennis, minder sociale vaardigheden (want waar zou hij ze op school moeten leren, want hij begrijpt er toch niets van), minder emotionele intelligentie, enz…  de gevolgen van een niet-adequate communicatie kunnen dus echt heel erg groot zijn.

Waarom ze dan niet gewoon naar de dovenschool gaan, vraagt u?  Dat heeft een aantal verschillende redenen, waarvan ik er hier twee heel kort zal opsommen.  Ten eerste (en dit is al heel lang een oud zeer) is het dovenonderwijs qua niveau niet te vergelijken met het gewoon onderwijs, en levert het daarenboven hoogstens een getuigschrift Buitengewoon Onderwijs (BuO) op.  Het aantal aangeboden richtingen in het BuO is daarnaast ook beperkt. Dit kan prima zijn voor bepaalde jongeren die daar qua mentale capaciteiten op hun plaats zijn, maar er zijn er heel wat die veel beter kunnen.  Deze jongeren hebben geen andere keuze dan integreren.  Ten tweede zijn ook de dovenscholen op dit moment nog altijd niet volledig VGT-talig.  Ik leg dit even wat beter uit: meer en meer toont onderzoek aan dat gebarentalen de talen zijn die voor dove mensen het best “werken”.  Als pragmaticus ga ik er namelijk niet zozeer uit van grote principes, maar wel van een andere basisvraag: “werkt het?”.  Hoe hard een doof iemand (met implantaat, hoorapparaat, liplezen, whatever) ook zijn best doet, hij/zij zal als hij zich aanpast in een gesproken taal, àltijd minder goed functioneren dan een horend iemand met dezelfde capaciteiten. De reden is nogal simpel: een doof iemand blijft, ook met de huidige technologische evoluties, gewoon doof.  En dat is wat heel wat mensen nogal eens durven vergeten.  En in een visuele taal heeft elke dove met goed werkende ogen exact dezelfde kans op goede communicatie als een horend iemand die in gesproken taal communiceert.  Dat betekent niet dat die dove jongeren daarom geen Nederlands (of een andere gesproken taal) zouden leren.  Integendeel, wie een eerste taal (in dit geval VGT) heel goed beheerst, leert over het algemeen net vlotter een nieuwe taal (in dit geval Nederlands).  Alleen het “gesproken” aspect verloopt altijd moeizamer, wat logisch is want een doof iemand kan zichzelf nu eenmaal niet zomaar auditief corrigeren. Maar schrijven en lezen zijn in principe geen probleem.

De rechter in Gent had oren naar de argumenten van de verdediging en besliste dat de Vlaamse Gemeenschap in gebreke bleef, en kende aan elk kind tolkuren toe voor 70% van de lessen.  De rechter in Leuven daarentegen volgde de argumentatie van de advocaten van Stibbe niet.  Het lijkt er dus naar uit dat er een vervolg zal komen voor het hof van Beroep, iets wat het kabinet van minister van Onderwijs Pascal Smet al insinueerde.  Hopelijk hebben ze daar oor naar bovenstaande argumenten.

1 reactie

Opgeslagen onder Deaf/Deafhood, Filosofische overpeinzingen

Een Reactie op “Dove schoolgangers en hun tolken

  1. meul chris (mama van bart)

    mooi geschreven bart, dat het moeilijk voor je was dat wisten we, en dat het nog elke dag moeilijk is ook , maar dat het op school een stukje de hel was hebben we niet zo beseft. “wij” waren gelukkig dat je het zo goed deed op school, dank zij je intelligentie en je doorzettingsvermogen, we waren fier op je en nog. Die sociale vaardigheden en emotionele intelligentie waar je van schrijft “o zo waar”, gaat inderdaad aan jullie voorbij . Wat horenden al “spelend” verwerven is voor jullie constant inspanning en concentratie. Waar ik vind dat deze 2 zaken DE BELANGRIJKSTE AANDACHTSPUNTEN zijn voor begeleiding van jonge mensen naar volwassenheid .

Plaats een reactie